Menu Sluiten

Informatie over triple artrodese

Inleiding
In samenspraak met uw orthopedisch chirurg heeft u besloten een operatie aan de voet van uw kind te laten uitvoeren. Deze operatie heet in medische termen een triple artrodese. Uw kind wordt voor deze operatie 4 à 5 dagen opgenomen op de afdeling Orthopedie. Op deze pagina leest u over de triple artrodese. Heeft u nog vragen na het lezen, stel deze dan gerust aan uw behandelend arts of verpleegkundige.

Triple artrodese
Bij een triple artrodese worden 4 botten in de voet, die samen 3 (tri) gewrichten vormen, aan elkaar vast gezet (artrodese). Het betreft de volgende 4 botten: hielbeen (calcaneus), sprongbeen (talus), scheepvormig been (naviculare) en dobbelsteenvormig been (cuboid).

Samen vormen ze de volgende gewrichten: Hielbeen-sprongbeen (onderste spronggewricht), het hielbeen-dobbelsteenvormig been en sprongbeen-scheepvormig been (de 2 laatstgenoemde gewrichten worden samen het Chopart-gewricht genoemd). Het onderste spronggewricht is het gewricht tussen het sprongbeen (talus) en het hielbeen (calcaneus).

Dit laatste gewricht functioneert met name als de ‘zijwaartse’ beweger in de achtervoet (naar binnen en buiten kantelen) wat van belang is voor het aanpassen aan oneffenheden van de grond. Het Chopart-gewricht (met name het sprongbeen-scheepvormig gedeelte) is van belang voor de draaiing in de voet, wat belangrijk is voor het afwikkelen van de voet en ook bij het opvangen van oneffenheden tijdens het lopen.

Redenen om een triple artrodese uit te voeren
1. Bij artrose (slijtage van het kraakbeen) van één of meerdere van bovengenoemde gewrichten. Artrose kan ontstaan na een andere aandoening, zoals een botbreuk. Het kraakbeen kan rechtstreeks beschadigd raken, of bijvoorbeeld door een andere manier van bewegen extra snel slijten. Dit heet ‘posttraumatische artrose’ en kan jaren na die andere aandoening alsnog optreden.

2. Bij een (ernstige) standsafwijking van de achtervoet kan er ook slijtage met pijn ontstaan als gevolg van het langdurig verkeerd belasten van de gewrichten. Bijvoorbeeld een ernstige, stugge platvoet of holvoet, die onder andere kunnen ontstaan bij een neurologische aandoening of geboorte afwijking. Tijdens de operatie wordt de stand (voor zover mogelijk) weer gecorrigeerd.

3. Een ontstekingsreactie van het gewricht kan het kraakbeen aantasten, bijvoorbeeld bij reumatoïde artritis (reuma). Ook hierdoor wordt de kraakbeenlaag op het botuiteinde dunner of de laag verdwijnt geheel. Meestal worden beide enkels/voeten aangetast en de kans bestaat dat ook in andere gewrichten artrose ontstaat.

4. De kraakbeenlaag van het gewricht slijt door onbekende oorzaak. De kraakbeenlaag op het botuiteinde wordt dunner en uiteindelijk komt het onderliggende bot (gedeeltelijk) bloot te liggen. Deze vorm van artrose komt het meest voor bij mensen van middelbare leeftijd of ouder.

Voorbereidingen voor de opname van uw kind
Na het operatieve vooronderzoek en wanneer ook de operatiedatum bekend is, is het handig om thuis alvast wat zaken voor te bereiden voordat uw kind wordt opgenomen. Dit is nodig omdat uw kind na de operatie 3 maanden in het gips zit en daardoor met een loophulpmiddel moet lopen. Van deze 3 maanden mag uw kind de eerste 6 weken de voet niet belasten.
Het is raadzaam 1 week voor uw opname de noodzakelijke hulpmiddelen te regelen. Dit kan bij een thuiszorgwinkel bij u in de buurt.

Wat heeft u nodig?
Noodzakelijke hulpmiddelen:

  • Twee elleboogkrukken (neem deze krukken mee naar het ziekenhuis)
  • Een losse stoel om onder de douche te zetten
  • Een douchezak om over het gips te doen
  • Een rolstoel

Aanvullende maatregelen:

  • Een voetenbank, zodat uw kind met het geopereerde been omhoog kan zitten
  • Verwijder losse kleden op de vloer
  • Gebruik een antislipmat in de douchecel zelf en in badkamer

De operatie
Er worden meestal drie incisies gemaakt: Één aan de buitenkant, één aan de binnenkant van de voet en één onder de hiel. Hierna wordt het kraakbeen van het onderste sprong- en middenvoetsgewricht geheel verwijderd. De botten worden met meerdere schroeven en eventueel één of meerdere krammen in de juiste positie vastgezet. De huid wordt meestal gesloten met hechtingen die vanzelf oplossen. De operatie zelf duurt ongeveer 120 minuten.

Na de operatie
Als de operatie klaar is, wordt uw kind naar de uitslaapkamer gebracht. Na de operatie spreekt u de arts en hoort u hoe de operatie is gegaan. Uw kind kan na de operatie starten met het aanspannen en ontspannen van de beenspieren en het wiebelen van de tenen. Dit helpt tegen de zwelling van het been en vermindert de kans op trombose. Dit is een aandoening waarbij er bloedstolsels gevormd worden in de bloedvaten.

Medicatie
Pijnstilling
Uw kind krijgt medicijnen om de pijn onder controle te krijgen. Dit gaat in overleg met de anaesthesioloog en in samenspraak met u.

Antistolling
Na de operatie krijgt uw kind meestal een injectie met het bloedverdunnende middel Fraxiparine. Dit is om trombose te voorkomen. Uw kind krijgt deze injectie gedurende de gipsperiode in principe 1 keer per dag. De verpleegkundige leert u tijdens de opname hoe u uw kind zelf kunt injecteren.

De eerste dag na de operatie
’s Morgens komt de orthopedisch chirurg en een arts-assistent bij uw kind langs en bespreekt hoe het gaat. Heeft u vragen? Stel deze dan gerust. Voordat uw kind naar huis gaat wordt er een röntgenfoto gemaakt van de geopereerde voet.

Ontslag
Wij vinden het belangrijk dat als uw kind naar huis gaat, dat uw kind:

  • Veilig en zelfstandig in en uit bed kan komen
  • Veilig en zelfstandig kan lopen met een loophulpmiddel
  • Veilig en zelfstandig kan traplopen indien nodig

Afspraken
Bij het ontslag krijgt u 1 afspraak mee, deze vindt plaats ongeveer 2 weken na de operatie. Op de gipskamer wordt het gips verwijderd en de wond gecontroleerd door de arts. De hechtingen lossen meestal vanzelf op. Als de hechtingen niet oplossen worden deze ongeveer 2 weken na de operatie verwijderd tijdens de gipswissel. Vervolgens wordt er weer nieuw gips aangemeten. Daarna krijgt u weer nieuwe vervolgafspraken mee. De volgende afspraken zijn gebruikelijk:

  • 6 weken na de operatie
  • 12 weken na de operatie
  • 16 weken na de operatie

Complicaties/gevolgen
Ondanks alle voorzorgen blijft er een (kleine) kans bestaan op de volgende complicaties en gevolgen:

  • Nabloeding (meestal in de eerste 24 uur)
  • Trombose. Aanspannen van de beenspieren vermindert de kans op trombose. Omdat dit met het aangedane been moeilijk gaat, prikt u uw kind gedurende de gipsperiode één keer per dag met een bloedverdunnend medicijn.
  • Wondinfectie: een infectie kenmerkt zich door roodheid, pijn, zwelling en soms koorts.
  • Drukplekken ten gevolge van het gips: neem bij pijn en tintelingen altijd contact op met de gipskamer.
  • Zenuwbeschadiging: gevoelsverlies in de voet (minder dan 1 % kans). Vaak herstelt dit spontaan binnen een jaar.
  • Het kan zijn dat de botdelen langzamer dan verwacht aan elkaar groeien. Het herstel duurt dan langer en soms is een tweede operatie nodig.

Aandachtspunten bij en na ontslag

Wanneer contact opnemen met het ziekenhuis?
Bij ernstige (toename van) roodheid, wondlekkage, zwelling, pijn, aanhoudend kloppend gevoel, tintelingen in de voet/tenen of koorts (boven 38˚C) neemt u contact op met het ziekenhuis tel. 020-5669111. Vraag naar de dienstdoende van de afdeling Orthopedie en Sportgeneeskunde.

Regelmatig benen bewegen
Het regelmatig aanspannen en ontspannen van de beenspieren en het wiebelen van de tenen helpt tegen zwelling van het been en vermindert de kans op trombose. Wanneer uw kind gaat lopen, zult u merken dat de zwelling in uw geopereerde been iets toeneemt. Dit komt omdat het wondvocht dan naar de voet zakt. Dit is normaal na een operatie. Het is goed om regelmatig met het geopereerde been omhoog te zitten.

Medicijnen
Bij het ontslag krijgt u een recept mee voor pijnstilling en antistolling (bloedverdunners). U kunt de medicijnen zelf ophalen bij uw eigen apotheek. Uw kind neemt de medicatie op een vast tijdstip in. Verspreid de inname van de pijnstillers over 24 uur, bijvoorbeeld 3 keer per dag elke 8 uur. U mag de pijnmedicatie zelf verlagen als de pijn afneemt. Het antistollingsmiddel (de bloedverdunner) injecteert u 1 keer per dag gedurende de gipsperiode bij uw kind.

Hervatting bezigheden
Overleg tijdens de controleafspraak met de behandelend arts van uw kind wanneer uw kind school en/of sport weer kan hervatten.

In het kort

Opnameduur: 4 à 5 dagen
Operatieduur: 120 minuten
Vervolgafspraken: Drie (6 weken, 12 een 16 weken na operatie)